Triggers

Een trigger is een systeemtoestand (bijvoorbeeld zone sluit/tijd/systeemgebeurtenis (alarm), enz.) die kan worden gebruikt als invoer voor de functionaliteit Oorzaak & Effect. De triggers kunnen logisch worden gegroepeerd met logische operators EN/OF om gebruikersuitgangen te maken. Het systeem ondersteunt tot 1024 triggers in de hele functionaliteit Oorzaak & Effect.

  1. Selecteer Configuratie > Geavanceerd > Triggers.

  2. Configureer de velden zoals in de volgende tabel wordt aangegeven.

    Trigger

    Door het systeem gegenereerd nummer voor de nieuwe trigger.

    Een trigger wordt alleen actief als een van de twee optionele stappen (kalender/tijdsbeperking) is geconfigureerd.

    Omschrijving

    Voer een tekstuele beschrijving in voor de trigger.

    Kalender

    Selecteer een kalender, indien vereist. Als een kalender is geselecteerd, is de trigger alleen van kracht tijdens die kalenderperiode. Zie Kalenders.

    Tijdlimiet

    Selecteer een periode tussen 00:00 en 24:00 waarbinnen de trigger van kracht is. De begintijd is inclusief, de eindtijd is exclusief.

    Opmerking: Deze parameter vertraagt alleen de overgang van AAN naar UIT, de overgang van UIT naar AAN is direct.

    Timer

    Voer het aantal seconden in dat moet worden voldaan aan de triggercondities voordat de trigger een alarm activeert.

    Triggeroperaties

    • Alle Alle triggervoorwaarden moeten actief zijn opdat het systeem de trigger kan activeren.

    • Willekeurig Door een willekeurige actieve triggervoorwaarde kan het systeem de trigger activeren.

Uitvoerbare acties

Toevoegen

Voorwaarden voor de trigger toevoegen. Klik op deze knop om een of meer voorwaarden voor de geselecteerde trigger toe te voegen. Zie Trigger voorwaarden.

Uitzonderingen

Schema's instellen voor uitzonderlijke omstandigheden die afwijken van de normale wekelijkse schema's.

Bewerken/Bekijken

De geselecteerde kalender bewerken of bekijken.

Wissen

De geselecteerde kalender verwijderen.

De kalender kan niet worden verwijderd als deze is toegewezen aan een deel van de SPC-configuratie-item, bijvoorbeeld zone, gebied, gebruikersprofiel, uitgang, trigger, deur of X-Bus-component. Er verschijnt een bericht waarin het toegewezen item wordt aangegeven.

Trigger voorwaarden

In de volgende tabel worden de triggervoorwaarden en de bijbehorende Statussen, Uitgangen, Gebeurtenissen of Communicatie weergegeven.

Triggervoorwaarde

Statussen, Uitgangen, Gebeurtenissen of Communicatie

Zone

De trigger is ingeschakeld als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan (dat wil zeggen dat er een logische AND-bewerking wordt uitgevoerd): de trigger is INGESCHAKELD als de geconfigureerde zone in een van de volgende toestanden is: - Open, Gesloten, Kortgesloten, Niet-verbonden, Gesaboteerd, Overbrugd, Uitgesteld of Alarm.

Deur

De trigger is ingeschakeld als een van de volgende deuropties is geconfigureerd: Toegang verleend, Toegang geweigerd, Uitgang verleend, Uitgang geweigerd, Deur te lang open, Deur open gelaten, Deur geforceerd open, Deur normaal, Deur vergrendeld, Deur ontgrendeld.

Output

De trigger is ingeschakeld als de systeemuitgang in de geconfigureerde toestand is. Dit kan Aan of Uit zijn: Systeemuitgang, Poortmapping, Gebiedsuitgang.

Systeem

De trigger is ingeschakeld voor de gekozen systeemgebeurtenis en ID. ID’s zijn: Systeem Opnieuw Opstarten, Overspanning, Engineertoegang, Leveran. Leveranciertoegang, XBUS-kabelfout, Xbus-fouten.

Tijd Trigger – de trigger wordt ingeschakeld op de tijd die is ingevoerd in het veld. De notatie is hh:mm.

Gebruiker

Draadloze Fob – deze conditie kan worden geconfigureerd voor een bepaalde gebruiker of elke gebruiker. Met deze configuratie activeert de geconfigureerde gebruiker (of elke gebruiker) direct een puls UIT/AAN/UIT door de op toets '*’ op de FOB te drukken. Dit geldt alleen voor FOB's die zijn aangemeld bij het systeem.

Draadloze Fob paniek – deze conditie kan worden geconfigureerd voor een bepaalde gebruiker of elke gebruiker. Met deze configuratie activeert de geconfigureerde gebruiker (of elke gebruiker) direct een puls UIT/AAN/UIT door de op toets '*’ op de FOB paniek te drukken. Dit geldt alleen voor een FOB paniek die is aangemeld bij het systeem.

Bediendeel Pin – deze conditie kan worden geconfigureerd voor een bepaalde gebruiker of elke gebruiker. Met deze configuratie activeert de geconfigureerde gebruiker (of elke gebruiker) direct een puls UIT/AAN/UIT door een geldige PIN in te voeren of een geconfigureerde PACE voor de kaartlezer te houden.

Toegangskaart – de trigger wordt geactiveerd wanneer de geselecteerde gebruiker zich aanmeldt met behulp van een toegangskaart.

Webtoegang – de trigger wordt geactiveerd wanneer de geselecteerde gebruiker zich aanmeldt via de webbrowser.

WPA* – de trigger wordt geactiveerd als op een knop of combinatie van knoppen wordt gedrukt. Het is mogelijk een triggerconditie toe te wijzen aan alle WPA's of aan één bepaalde WPA. Als een trigger met een WPA triggerconditie is gedefinieerd, kan deze voor diverse doeleinden worden toegewezen aan een mapping gate, zoals een systeem inschakelen, verlichting aanzetten of een deur openen.

Keypadtoegang – de trigger wordt geactiveerd wanneer een willekeurige gebruiker zich aanmeldt bij het geselecteerde keypad.

Profiel

Keypad Pin – Als een gebruiker met het geconfigureerde gebruikersprofiel een geldige PIN invoert of een geconfigureerde PACE voor de kaartlezer houdt, zorgt dit voor een onmiddellijke puls UIT/AAN/UIT.

Toegangskaart – de trigger wordt geactiveerd wanneer een gebruiker met het geconfigureerde gebruikersprofiel zich aanmeldt met behulp van een toegangskaart.

Webtoegang – de trigger wordt geactiveerd wanneer een gebruiker met het geconfigureerde gebruikersprofiel zich aanmeldt via de webbrowser.

Uitbreiding

Sleutelschakelaar – de trigger kan worden geconfigureerd voor een bepaalde sleutelpositie op de sleutelschakelaar.

Indicator – de trigger kan worden geconfigureerd voor een specifieke functietoets.

Communicatie

FlexC ATP – de trigger die is geactiveerd door de geselecteerde ATS- en ATP-configuratie.

FlexC ATS – de trigger die is geactiveerd door de geselecteerde ATS-configuratie.

*Een WPA is alleen compatibel met SiWay RF Kit (SPCW110, 111, 112, 114 ).

 

WAARSCHUWING: Uw systeem voldoet niet aan EN-normen als het kan worden ingeschakeld met een trigger zonder dat een geldige PIN hoeft te worden ingevoerd.