Uitgangstypen en uitgangspoorten

Elk uitgangstype kan worden toegewezen aan een van de zes fysieke uitgangspoorten op de SPC-controller of aan een uitgang op een van de aangesloten expanders. Uitgangstypen die niet zijn toegewezen aan fysieke uitgangen, fungeren als indicatoren van gebeurtenissen in het systeem. Deze gebeurtenissen kunnen worden vastgelegd in een logboek en/of worden gemeld aan een ARC.

De uitgangspoorten op de uitbreidingen zijn allemaal uitgangen van het type enkelpolig relais (NO, COM, NC). Dit betekent dat uitgangsapparaten mogelijk externe voeding nodig hebben om te worden geactiveerd als ze zijn aangesloten op uitgangen van een uitbreiding.

De activering van een bepaalde uitgangstype is afhankelijk van het zonetype (zie Zonetypen) of de waarschuwingsconditie die de activering heeft gestart. Als er meerdere partities in het systeem zijn gedefinieerd, worden de uitgangen op de SPC gegroepeerd in systeemuitgangen en partitie-uitgangen. De systeemuitgangen worden geactiveerd om systeembrede gebeurtenissen aan te duiden, (bijvoorbeeld een stroomstoring), terwijl partitie-uitgangen gebeurtenissen aanduiden die in een of meer van de gedefinieerde partities in het systeem werden gedetecteerd. Elk gebied heeft een eigen set gebiedsuitgangen. Als het gebied een gemeenschappelijk gebied is voor andere gebieden, geven de uitgangen de status aan van alle gebieden waarvoor het gebied gemeenschappelijk is, en de eigen status. Gebied 1 is bijvoorbeeld gemeenschappelijk voor Gebied 2 en 3. Als de uitgang Gebied 2 Buitensirene actief is, dan is de uitgang Gebied 1 Buitensirene ook actief.

 

Sommige uitgangstypen kunnen alleen systeembrede gebeurtenissen aangeven en geen gebiedsspecifieke gebeurtenissen. Zie de tabel hieronder voor meer informatie.

Output type

Omschrijving

Buitensirene

Dit uitgangstype activeert de buitensirene van het systeem en is actief als de uitgang Buitensirene van een gebied actief is. Deze uitgang wordt standaard toegewezen aan de eerste uitgang op de printplaat van de controller (EXT+, EXT-).

Opmerking: Een uitgang voor de buitensirene wordt automatisch geactiveerd als een zone die is geprogrammeerd als alarmzone, een alarm activeert in de modus Volledig of Gedeeltelijk.

Buitensirene/flits

Dit uitgangstype activeert de flits van het systeem en is actief als de uitgang Flits van een gebied actief is. Deze uitgang wordt standaard toegewezen aan de uitgang flitsrelais (uitgang 3) op de printplaat van de controller (NO, COM, NC).

Opmerking: Een uitgang voor de buitensirene/flits wordt automatisch geactiveerd als een zone die is geprogrammeerd als alarmzone, een alarm activeert in de modus Volledig of Gedeeltelijk. De buitensirene/flits wordt geactiveerd bij de conditie 'Kan niet inschakelen' als de flits is geselecteerd bij de optie 'Kan niet inschakelen' in de systeemopties.

Binnensirene

Dit uitgangstype activeert de binnensirene en is actief als de uitgang Binnensirene van een gebied actief is. Deze uitgang wordt standaard toegewezen aan de tweede uitgang op de printplaat van de controller (INT+, INT-).

Opmerking: Een uitgang voor de binnensirene wordt automatisch geactiveerd als een zone die is geprogrammeerd als alarmzonetype, een alarm activeert in de modus Volledig of Gedeeltelijk. De binnensirene wordt geactiveerd bij de conditie ’Kan niet inschakelen’ als de sirene is geselecteerd bij de optie 'Kan niet inschakelen' in de systeemopties.

Alarm

Deze uitgang wordt ingeschakeld na de activering van een alarmzone op het systeem of van een gebied dat is gedefinieerd in het systeem.

Alarm bevestigd

Deze uitgang wordt ingeschakeld wanneer een alarm is bevestigd. Een alarm is bevestigd wanneer 2 onafhankelijke zones in het systeem (of in hetzelfde gebied) binnen een vastgelegde tijd worden geactiveerd.

Paniek*

Deze uitgang wordt ingeschakeld na activering van een alarmzone van het type paniek in een willekeurig gebied. Een uitgang van het type paniekalarm wordt ook ingeschakeld als een gebeurtenis 'Gebruiker duress' wordt gegenereerd als de paniekoptie voor het bediendeel is ingeschakeld.

Overval

Deze uitgang wordt ingeschakeld wanneer een zone die is geprogrammeerd als zone van het type Overval, een alarm activeert in een willekeurig gebied.

Brand

Deze uitgang wordt ingeschakeld na de activering van een brandzone in het systeem (of van eender welk gebied).

Saboteren

Deze uitgang wordt ingeschakeld wanneer ergens in het systeem een sabotageconditie wordt gedetecteerd.

Als bij een systeem van klasse 3 de communicatie met een XBUS-apparaat langer dan 100s verloren is, wordt een sabotage gegenereerd en verzenden door SIA en CIR gemelde gebeurtenissen een sabotage.

Medisch

De uitgang wordt ingeschakeld wanneer een medische zone wordt geactiveerd.

Foutmelding

De uitgang wordt ingeschakeld wanneer een technische fout wordt gedetecteerd.

Technisch

Deze uitgang volgt activiteit in een technisch zone.

Netfout*

Deze uitgang wordt geactiveerd wanneer de netstroom wegvalt.

Accufout*

Deze uitgang wordt geactiveerd als er een probleem is met de back-upaccu. Als de accuspanning lager wordt dan 11V, wordt deze uitgang geactiveerd. De optie 'Herstellen' wordt alleen aangeboden voor deze fout als de accuspanning weer hoger is dan 11,8V.

Deelschakeling A

Deze uitgang wordt geactiveerd als het systeem of een gebied dat is gedefinieerd in het systeem, in de modus Gedeeltelijk A is.

Deelschakeling B

Deze uitgang wordt geactiveerd als het systeem of een gebied dat is gedefinieerd in het systeem, in de modus Gedeeltelijk B is.

Ingeschakeld

Deze uitgang wordt geactiveerd als het systeem in de modus Ingeschakeld is.

Kan niet inschakelen

Deze uitgang wordt geactiveerd als het systeem of een gebied dat is gedefinieerd in het systeem, niet kan worden ingeschakeld. De uitgang wordt gedeactiveerd als de waarschuwing wordt hersteld.

Ingang/uitgang

Deze uitgang wordt geactiveerd als een zone van het type Ingang/Uitgang is geactiveerd; dat wil zeggen dat de inloop- of uitlooptimer van het systeem of een gebied loopt.

Grendel

Deze uitgang wordt ingeschakeld zoals gedefinieerd in de uitgangconfiguratie van de systeem latch (zie Systeem latch en auto in uitgang configuren).

Deze uitgang kan worden gebruikt om vergrendelingssensoren te resetten zoals als rook- of vertragingssensoren.

Brand uitgang

Deze uitgang wordt ingeschakeld als een van de zones van het type Branduitgang wordt geactiveerd.

Klingelen

Deze uitgang wordt tijdelijk ingeschakeld als een zone in het systeem met de eigenschap Deurbel wordt geopend.

Rook

Deze uitgang wordt tijdelijk (3 seconden) ingeschakeld als een gebruiker het systeem uitschakelt. De uitgang kan worden gebruikt om rookdetectoren te resetten.

De uitgang wordt ook geactiveerd als de zone wordt hersteld.

Als de zone wordt gebruikt om vergrendelde rookmelders te resetten, wordt de rookuitgang bij de eerste ingevoerde code niet geactiveerd maar worden sirenes gestopt. Als bij de volgende ingevoerde code de zone in de toestand open is, wordt de rookuitgang tijdelijk geactiveerd. Dit proces kan worden herhaald tot de brandzone gesloten is.

Looptest*

Deze uitgang wordt tijdelijk ingeschakeld als een looptest wordt uitgevoerd en een zone actief wordt. Deze uitgang kan worden gebruikt om bijvoorbeeld de werking van aangesloten detectoren (indien beschikbaar) te testen.

Automatisch inschakelen

Deze uitgang wordt ingeschakeld als de functie Automatisch inschakelen is geactiveerd in het systeem.

Gebruiker dwang

Deze uitgang wordt ingeschakeld als toestand Gebruiker duress is geactiveerd (PIN-code + 1 is ingevoerd op keypad).

PIR afgedekt

Deze uitgang wordt ingeschakeld als een van de gemaskeerde PIR-zones in het systeem wordt geactiveerd. Dit genereert een foutuitgang op de bediendeel-LED.

Deze uitgang is vergrendeld en blijft actief tot deze wordt hersteld door een gebruiker van niveau 2.

PIR-maskering wordt standaard vastgelegd in het logboek. Tussen inschakelperioden worden niet meer dan 8 logboekvermeldingen gemaakt.

Zone bijgeschakeld

Deze uitgang wordt ingeschakeld als er een zone van het type hersteld, overbrugd of looptest in het systeem is.

Kan niet communiceren

Deze uitgang wordt ingeschakeld als communicatie met de ARC niet mogelijk is.

Man Down Test

Deze uitgang schakelt een draadloos apparaat ‘Man Down’ in dat wordt geactiveerd tijdens een 'Man Down' test.

Uitgeschakeld

Deze uitgang wordt geactiveerd als het systeem in de modus Uitgeschakeld is.

Alarm afbreken

Deze uitgang wordt geactiveerd als een alarm wordt afgebroken, dat wil zeggen als een geldige gebruikerscode wordt ingevoerd via het keypad na een bevestigd of onbevestigd alarm. De uitgang wordt bijvoorbeeld gebruikt met externe kiezers (SIA, CID, FF).

Seismic test

Deze uitgang wordt gebruikt om een handmatige of automatische test van een seismische zone te activeren. Seismische sensoren hebben een kleine trillingsmelder die wordt bevestigd op dezelfde wand als de sensor en aangesloten op een uitgang van het paneel of een van de uitbreidingen. Tijdens de test wacht het paneel 30 seconden of de seismische zone wordt geopend. Als de zone niet wordt geopend, is de test mislukt. Als de zone binnen 30 seconden wordt geopend, moet de zone vervolgens binnen 10 seconden worden gesloten. Als dit niet gebeurt, mislukt de test. Het paneel wacht vervolgens nog 2 seconden voordat het testresultaat wordt gemeld. Het resultaat van de test, handmatig of automatisch, wordt opgeslagen in het logboek met systeemgebeurtenissen.

Lokaal alarm

Deze uitgang wordt geactiveerd bij een lokaal inbraakalarm.

RF uitgang

Deze uitgang wordt geactiveerd als op een knop van een Fob of WPA1 wordt gedrukt.

Modem 1 lijnfout

Deze uitgang wordt geactiveerd als er een lijnfout is op de primaire modem.

Modem 1 fout

Deze uitgang wordt geactiveerd als de primaire modem een storing heeft.

Modem 2 lijnfout

Deze uitgang wordt geactiveerd als er een lijnfout is op de secundaire modem.

Modem 2 fout

Deze uitgang wordt geactiveerd als de secundaire modem een storing heeft.

Batterij laag

Deze uitgang wordt geactiveerd als de batterij bijna leeg is.

Inloop status

Deze uitgang wordt geactiveerd als er een 'Alles OK' inloopprocedure is geïmplementeerd en er geen alarm wordt gegenereerd, dat wil zeggen als de knop 'Alles OK' wordt ingedrukt binnen de geconfigureerde tijd nadat de gebruikerscode is ingevoerd.

Waarschuwing status

Deze uitgang wordt geactiveerd als er een 'Alles OK' inloopprocedure is geïmplementeerd en er een stil alarm wordt gegenereerd, dat wil zeggen als de knop 'Alles OK' niet wordt ingedrukt binnen de geconfigureerde tijd nadat de gebruikerscode is ingevoerd.

Klaar vr IN

Deze uitgang wordt geactiveerd als een gebied gereed is om te worden ingeschakeld.

Inschakel bev.

Deze uitgang signaleert de inschakelstatus. De uitgang schakelt gedurende 3 seconden aan en uit om de signaleren dat inschakeling is mislukt. De uitgang blijft 3 seconden aan als inschakeling succesvol is.

Alles ingesch.

Deze uitgang wordt gedurende 3 seconden geactiveerd om te signaleren dat het systeem in ingeschakeld.

Blokslot 1

Wordt gebruikt voor normale Blokslot-apparaten.

Als alle zones in een gebied gesloten zijn en er geen storingen uitstaan, wordt uitgang ‘Blokslot 1’ geactiveerd. Als het slot van het Blokslot is gesloten, wordt een ‘Sleutelschakelaar’-ingang geactiveerd, wordt het relevante gebied ingeschakeld en wordt de uitgang ‘Inschakel bev.’ gedurende 3 seconden geactiveerd om aan te geven dat inschakeling succesvol was. ‘Blokslot 1’ wordt niet gedeactiveerd.

Als het blokslot wordt ontgrendeld, zet het blokslot-apparaat de Sleutelschakelaar-ingang op niet-ingesteld (gesloten) en wordt het gebied uitgeschakeld. ‘Blokslot 1’ wordt vervolgens gedeactiveerd.

Blokslot 2

Wordt gebruikt voor het apparaattype blokslot - Bosch Blockschloss, Sigmalock Plus, E4.03.

Als alle zones in een gebied gesloten zijn en er geen storingen uitstaan, wordt uitgang ‘Blokslot 2’ geactiveerd. Als het slot van het Blokslot is gesloten, wordt een ‘Sleutelschakelaar’-ingang geactiveerd, wordt het relevante gebied ingeschakeld en wordt de uitgang ‘Inschakel bev.’ gedurende 3 seconden geactiveerd om aan te geven dat inschakeling succesvol was. ‘Blokslot 2’ wordt vervolgens gedeactiveerd.

Als het blokslot wordt ontgrendeld, wordt de Sleutelschakelaar-zone geschakeld naar niet-ingesteld (gesloten) en wordt het gebied uitgeschakeld. ‘Blokslot 2’ wordt geactiveerd (als gebied gereed is voor inschakeling).

Blokkeer element

Wordt geactiveerd als het blokkeerelement in de positie ‘vergrendeld’ is.

Deblokkeer element

Wordt geactiveerd als het blokkeerelement in de positie ‘ontgrendeld’ is.

Code sabotage

Wordt geactiveerd als er codesabotage is in het gebied. Wordt gewist als de status wordt gereset.

Probleem

Wordt geactiveerd als er een probleem is in een zone.

Ethernet link

Wordt geactiveerd als er een storing is op de Ethernet link.

Netwerkfout

Wordt geactiveerd als er een EDP-communicatiefout is.

Glasbreuk resetten

Wordt gebruikt om de glasbreuk interfacemodule van voeding te voorzien, en om de voeding uit te schakelen om het apparaat te resetten. De uitgang wordt gereset als een gebruiker zijn of haar code invoert, de zone niet in de toestand gesloten is en de sirenes zijn gedeactiveerd.

Bevestigde holdup

Wordt geactiveerd in de volgende scenario's voor PD6662-naleving:

  • twee activeringen van hold-up zone met meer dan twee minuten tussentijd

  • activering van hold-upzone en van paniekzone met meer dan twee minuten tussentijd

  • activering van hold-up zone en van sabotagezone of activering van paniekzone en sabotagezone met meer dan twee minuten tussentijd

Engineer volledig

Wordt geactiveerd als een ingenieur op locatie is en het systeem in volledige engineer modus is.

*Dit uitgangstype kan alleen systeembrede gebeurtenissen aangeven en geen gebiedsspecifieke gebeurtenissen.

1 Een WPA is alleen compatibel met SiWay RF Kit (SPCW110, 111, 112, 114 ).

Zie ook

Systeem latch en auto in uitgang configuren